'Is er óóit iemand op de aarde geweest die Gods Woord perfect kon begrijpen en uitleggen?'
Er was er Eén Die dat kon. Hij is zelfs het Woord... Namelijk: De Heere Jezus!
En wij 'gewone' mensen dan? En ik? Ik mag Hem steeds meer en beter leren kennen door het lezen en bestuderen van Zijn Woord. Dat alles heeft echter geen waarde, wanneer Zijn Heilige Geest daar niet in meekomt... En hoe geweldig is het om te mogen leren van iemand als
Thomas a Kempis, die zoveel heeft geleerd uit Gods Woord, door Geestelijk onderzoek daarvan. En wij mogen daar de vruchten van plukken, maar wel in de wetenschap dat hij een mens is en geen God... Daarmee kom ik bij hoofdstuk 7 van dit boekje.
1. Hij is ijdel, die zijne hoop stelt op menschen of op schepselen.
Schaam u niet anderen te dienen, ter liefde van Jezus Christus, en in deze wereld voor arm aanzien te worden.
Steun niet op u zelven, maar vestig uwe hoop op God.
Doe wat gij kunt, en God zal uw goeden wil bijstaan.
Stel geen betrouwen op uwe wetenschap, noch op het vernuft van eenigen mensch, maar liever op de genade Gods, die de ootmoedigen helpt, en de hovaardigen vernedert.
In 1 Korinthe 3 waarschuwt Paulus de gemeente van Korinthe voor hetzelfde waar Thomas a Kempis ons waarschuwt.
1 Korinthe 3:4 Want als iemand zegt: Ik ben van Paulus, en een ander: Ik van Apollos(Thomas a Kempis?), bent u dan niet vleselijk? en: 1 Korinthe 3:9 Want Gods medearbeiders zijn wíj. Gods akker en Gods bouwwerk bent ú.
14. Als iemands werk dat hij op het fundament gebouwd heeft, standhoudt, zal hij loon ontvangen.
15. Als iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden. Hijzelf echter zal behouden worden, maar wel zo: als door vuur heen.
16. Weet u niet dat u Gods tempel bent en dat de Geest van God in u woont?
17. Als iemand de tempel van God te gronde richt, zal God hem te gronde richten, want de tempel van God is heilig, en deze tempel bent u.
18. Laat niemand zichzelf bedriegen. Als iemand onder u denkt dat hij wijs is in deze wereld, laat hij dwaas worden, opdat hij wijs zal worden.
19. Want de wijsheid van deze wereld is dwaasheid bij God, want er staat geschreven: Hij vangt de wijzen in hun sluwheid.
20. En opnieuw: De Heere kent de overwegingen van de wijzen, dat zij zinloos zijn.
21. Laat daarom niemand roemen in mensen, want alles is van u:
23. U echter bent van Christus en Christus is van God.
In de vorige hoofdstukken is dit uitgebreid behandeld. Thomas besteed hier duidelijk veel aandacht aan. Blijkbaar is dat nodig. Mezelf kennende in ieder geval wel. En wanneer ik kijk naar hoe het volk van God(de Israëlieten) in het oude Testament zich gedragen heeft, ben ik daarin niet alleen. Mozes waarschuwt en stimuleert het volk Gods geboden in te prenten en ze in acht te nemen...(Deuteronomium 6) Heeft Hij hen niet uit Egypte geleid? En hen naar het beloofde land de weg gewezen om hen dat te geven? De HEERE komt alle eer toe! En telkens weer, wanneer het volk zondigt en zij met berouw tot Hem komen, vergeeft Hij hen en gaat Hij met hen verder. Weet je 't nog? Mozes heeft zo heftig gepleit voor het volk toen zij het gouden kalf hadden aanbeden.(Vanaf exodus 32) Op die smeebede en het berouw dat het volk liet zien ging de HEERE opnieuw met hen mee... Hoe geduldig was God! Steeds opnieuw was het nodig vergeving te schenken aan een ongehoorzaam volk...
Zo ook mij. En jou?
Hij heeft ons het eeuwig leven belooft en gegeven door het vergoten bloed van Zijn Zoon. Johannes 17 vers 3: En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christuts, die U gezonden hebt. Wij zijn op weg naar het eeuwig zalig leven bij Hem, waar geen zonden meer zullen zijn... En telkens weer heb ik op deze weg Zijn vergeving nodig. Die Hij, onbegrijpelijk wonder, oneindig herhaaldelijk schenkt! Zal ik dan Zijn Woord niet willen inprenten en doen!? Mattheüs 18 vers 21 en 22.
21 Toen kwam Petrus naar Hem toe en zei: Heere, hoeveel keer zal mijn broeder tegen mij zondigen en ik hem vergeven? Tot zevenmaal toe?
22. Jezus zei tegen hem: Ik zeg u: niet tot zevenmaal, maar tot zeventig maal zevenmaal.
In dit Bijbelgedeelte wordt gerefereerd naar:
Kolossenzen 3:13 Verdraag elkaar en vergeef de een de ander, als iemand tegen iemand anders een klacht heeft; zoals ook Christus u vergeven heeft, zo moet ook u doen.
Enkel Christus schenkt volledige vreugde. Hij zorgt ervoor dat wij komen tot het doel, waarvoor Zijn Vader ons geschapen heeft!
2. Roem niet op rijkdommen, als gij er bezit, noch op vrienden, omdat zij machtig zijn(Jeremia 9 vers 23 en 24); maar op God, Die alles geeft, en, boven alles, nog zich zelven wenscht te geven.
Verhef u niet op een rijzig en welgevormd lichaam, dat door een geringe krankte geschonden en misvormd wordt.
Schep geen zelfbehagen in uwe behendigheid of verstand, uit vrees van God te mischagen, aan wien alle goed, dat gij van nature bezit, toebehoort.
Waarom zou ik hier zelf iets aan toevoegen? Behalve nog enkele teksten vanuit Gods Woord? God heeft ons geschapen. Dan mag Hij vragen te doen wat Hij wil dat wij doen zullen... Dat geeft onze Schepper vreugde!
Jeremia 9:23 Zo zegt de HEERE: Laat een wijze zich niet beroemen op zijn wijsheid, laat de held zich niet beroemen op zijn sterkte, laat een rijke zich niet beroemen op zijn rijkdom.
24. Maar laat wie zich beroemt, zich daarop beroemen dat hij begrijpt en Mij kent dat Ik de HEERE ben, Die goedertierenheid bewijs, recht en gerechtigheid op de aarde doe, want in die dingen vind Ik vreugde, spreekt de HEERE.
1 Korinthe 1:31 opdat het zal zijn zoals geschreven staat: Wie roemt, laat hij roemen in de Heere.
Spreuken 27:2 Laat een vreemde u prijzen en niet uw eigen mond, een onbekende en niet uw eigen lippen.
2 Korinthe 10:17 Maar wie roemt, laat hij roemen in de Heere.
Heeft de HEERE ons hier niet voor geschapen? Weet Hij niet wat het beste voor ons is? Mijn eigen gevoelens en behoeften najagen geeft geen voldoening en blijdschap. Soms, tijdelijk... Maar het is nóóit genoeg. Hoe anders is dat, wanneer ik in Christus ben. Dan worden ál mijn verlangens vervuld.
3. Acht u niet beter dan een ander om somtijds niet voor erger aangezien te worden door God, Die weet wat er in den mensch is.
Verhef u niet om uwe goede werken, want de oordelen Gods verschillen van die der menschen: Wat aan dezen behaagt, mishaagt Hem dikwijls.
Indien gij iets goeds bezit, denk dat er in de anderen nog iets beters is, opdat gij de ootmoedigheid moogt bewaren.
Het deert u niet, zoo gij u onder alle anderen stelt; maar daar is de groote schade bij , zoo gij u slechts boven éénen stelt.
Eeuwige vrede huist bij de ootmoedige: maar in het hart van de hoovaardige is meestal nijd en spijt.
Filippenzen 2:3 Doe niets uit eigenbelang of eigendunk, maar laat in nederigheid de een de ander voortreffelijker achten dan zichzelf.
Romeinen 12:10 Heb elkaar hartelijk lief met broederlijke liefde. Ga elkaar voor in eerbetoon.
1 Petrus 5:5 Evenzo, jongeren, wees aan de ouderen onderdanig; en wees allen elkaar onderdanig. Wees met nederigheid bekleed, want God keert Zich tegen de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade.
Oefening:
Steun niet dan op Hem die niet kan ontroerd worden, te weten: op God, op Wien men alleen moet rekenen; want niets is er zwakker, onzekerder en onstandvastiger dan de mensch, die niets dan bedrog, arglist en leugentaal voor zich heeft. Verwacht dus alles van God, en niets van u zelven noch van anderen. Wil u noch over uw goede werken, noch over uwe bekwaamheid verheffen, maar geef in alles en voor alles de eer aan God, aan Wien ze alleen toekomt.
Heer! Dewijl Gij alleen hen haat en versmaadt, die door een inwendig behagen over zich zelven in uwe tegenwoordigheid zich durven verheffen; en dat Gij dezulken eert en bemint, die zich niet dan het kwaad toeschrijven, en het goed dat zij doen, aan U toeëigenen: geef ons die inwendige ootmoedigheid des harten, die ons tot U doet naderen en Uwe liefde doet bekomen; genees in ons dien hoogmoed en die ijdelheid van een opgeblazen en hoovaardigen geest, die ons van U verwijdert en Uwen haat doet inloopen, en geef ons een ootmoedig, onderworpen en leerzaam hart om Uw heiligen wil te kennen, waarmede wij Uwe barmhartigheid zullen verwerven. Amen
Deze onderstaande voorbede van Paulus, om bevestiging in het geloof, vind ik zo prachtig en ook heel toepasselijk op het bovenstaande gebed. Het haalt de mens ertussenuit en zet de HEERE centraal en niet onbelangrijk: Wij mogen Zijn getuigen zijn door onze handel en wandel in afhankelijkheid van Hem.
9 Daarom houden ook wij niet op, vanaf de dag dat wij het gehoord hebben, voor u te bidden en te smeken dat u vervuld mag worden met de kennis van Zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht,
- Was alles wat Thomas a Kempis in de afgelopen 7 hoofdstukken ons geleerd heeft, bekend bij jou? Of heeft hij jou wat nieuws verteld?
- Ken jij iemand die de Bijbel heel goed kan uitleggen? Vertrouw jij die uitleg volledig? Of hou jij de Bijbel er onderzoekend naast? Lastig hè? Want wie vertrouw ik dan? Daarom speelt die voorbede in Kolossenzen 1 zo'n belangrijke rol in mijn leven...
- Ben je de Bijbel daardoor anders gaan lezen?
- Is jouw blik naar God, anderen en jezelf veranderd?
- Hoe verbaasd/verwonderd zijn wij over Gods geduld en vergeving?
- Regelmatig hoor ik de uitspraak uit:
Johannes 3:30 Hij moet meer worden, maar ik minder. Begrijp jij wat in de context van Johannes 3, hiermee bedoeld wordt? - Laten wij Christus in ons regeren door Zijn uitgestortte Heilige Geest?
Rupsje nooit genoeg?
neemt de wereld ons mee.
Ons leven ongedurig,
en wij wispelturig.
Is een aards verlangen vervuld?
smachten we alweer vol ongeduld,
naar de vervulling van een andere wens...
Rupsje nooit genoeg, dé mens!
Als we echter hiervoor kiezen,
zullen we alles verliezen...
Kennen wij onze Vader zó slecht?
Heeft onze Schepper geen recht,
op Zijn gehele schepping?
Kennen wij de geboren Koning?
Jezus ligt als een baken in de zee.
Wijst ons de weg en neemt ons mee,
veilig door de woelige baren.
Ons leven komt tot bedaren.
Smachtend naar Jezus met geduld,
worden zalige verlangens volledig vervuld!
Eraan gerelateerd zijn: Zijn levensdoel met ons en Egocentrisme versus Christocentrisme
Volgende hoofdstukVorige hoofdstuk
Dit hoofdstuk lees je op pagina 11 van de vertaling van dr. Is. van Dijk